Nadat een BV haar dochtermaatschappijen aan een derde heeft verkocht geeft zij het personeel van deze dochtermaatschappijen uit de verkoopopbrengst een afscheidsbonus. De hoogte van de aan ieder werknemer toegekende afscheidsbonus was afhankelijk van de diensttijd, salaris en functioneren van de werknemer. Op de bonusuitkeringen is loonheffing ingehouden.
De BV heeft de uitbetaalde bonussen in aftrek gebracht op de belastbare winst.
De inspecteur heeft de kostenaftrek niet geaccepteerd omdat volgens hem sprake zou zijn verkoopkosten van de deelnemingen waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing zou zijn. De rechtbank gaf de inspecteur gelijk
In sprongcassatie op de uitspraak van de rechtbank oordeelt de Hoge Raad dat afscheidsbonussen fiscaal aftrekbaar zijn en er geen sprake is van onder de deelnemingsvrijstelling vallen kosten omdat het vereiste rechtstreekse oorzakelijk verband tussen de uitgaven van de bonussen en de verkoop van de deelnemingen ontbreekt ook al zouden ze niet zijn gemaakt als de dochtermaatschappijen niet verkocht zouden zijn. Deze kosten zijn namelijk niet nuttig of nodig om tot de vervreemding van de aandelen te komen. De betaling van de bonussen is een gevolg van de verkoop.